Een soort van Teleac-cursus bier brouwen
Het is me alweer gebeurd, dat ik me op het verkeerde been heb laten zetten. En wat ze ook zeggen over kleurlingen, mijn derde been is te kort om dan het balans te behouden. Ik had me door luiheid laten verleiden om te snelle conclusies te trekken. Zo zag ik, een week of elf geleden, (in de herhaling natuurlijk) de tweede helft van de eerste aflevering van Leven In de Brouwerij, op de grijze kast die dankzij het lage activatieniveau een hoge levensverwachting heeft – schrijf die maar op voor je duurzaamheidsplannen. Maar goed, de insteek van de serie was mij, door het missen van het begin, dus totaal ontgaan. De context ontbrak en de irritaties groeiden als een etterende buil, terwijl het onderwerp me toch echt aanspreekt.
Niet zo vreemd voor een door Trappistenmonniken gedoopte Bourgondiër met een speciaal bier liefhebbende vader, welke ik de afgelopen paar decennia heb moeten heropvoeden. Als rasechte Brabo was hij, tot ruim in de jaren 90, behoorlijk stellig in zijn opvattingen (ik heb het niet van een vreemde). Zo kwam goed bier van onder de rivieren en bij voorkeur uit België. Geografisch was er ook een strakke lijn in het zuiden van dit gebied, waar kwaliteitsbieren werden gebrouwen, destijds werd die harde grens ook nog bewaakt door douaniers. Nee, de Fransen waren goed in wijn maken, als bierliefhebber heb je daar dus helemaal niets te zoeken.
Heropvoeding van de bierkenner
De verbazing was dus ook groot dat er ver over de Franse grens nog lekker bier werd gebrouwen. Zo dronken we allerlei heerlijks in Le Lapin Qui Fume in Verdun en ook de Choue van de tap in Langres kon mijn vaders goedkeuren wegdragen. Het einde van de mythe rondom de zuidelijke harde grens, maar de tegenhangende mythe rondom de noordelijke grens hield stand. Tot ik, tijdens mijn eerste vakantie met m’n meiske (zo’n tien jaar geleden), een grote beugelfles kocht in Castricum. Volgens de verkoper, een mooi biertje uit de regio. Later zou blijken dat deze uit Bodegraven kwam, maar dat is nog steeds boven de Maas, de Waal en de Lek. Dus, poef! De laatst staande mythe ging eveneens in rook op en de correctie werd nog eens onderstreept met een bierpakket van Brouwerij ‘T IJ welke met Vaderdag een warm onthaal kreeg van Le Bière Connaisseur, mon père (want dat mocht inmiddels toch wel op z’n Frans gezegd worden).
Maar goed, ik bezig de filosofie dat de levensgenieter enkel de genotsmiddelen behoeft te classificeren als zijnde lekker of niet. Wijn- en whiskeyproeverijen waar de middenklasse zich hautain gedraagd en de kruidige melange, een hint van eikenhout, gestoofde bunzing en een vleugje karamel in de afdronk detecteert, vind ik de reinste onzin wanneer je niet beroepsmatig bezig bent met het goedje. Maar ja, dergelijk dedaine juppengedrag is nog te accepteren op eerder genoemde proeverijen en helaas vindt het nu z’n intrede in de biercultuur.
Het modieuze biertje
De noeste arbeider is dan ook in de mode, maar helaas is dat eveneens de reden waarom het zijn glans verliest. De hoge hoed is al geruime tijd vervangen door de platte pet. Designer spijkerbroeken zijn niet aan te slepen. Tattooeurs draaien overuren en komen organische inkt te kort. Nog alleen de baard laten stylen en de hipster is geboren. En bij dergelijke gestileerde rauwdouwerij mag een craft bier met grensverleggende receptuur niet ontbreken. Het is ook niet voor niets dat de jonge brouwerijen, afhankelijk van het jaargetijde, als paddenstoelen dan wel krokussen uit de grond schieten. Waar je mij als heuse Bourgondiër natuurlijk niet over zult horen klagen, maar door het ontbreken van de juiste context schoot de cursus bierproeven van Leven In De Brouwerij mij (achteraf toch onterecht) in het verkeerde keelgat.
Nee, de opzet van het programma werd mij pas duidelijk toen ik per ongeluk de laatste aflevering zag. Patrick Stoof (van de Telfort slogan: van wijn voor vertier naar een lekker glas bier) en Jasper van Kooten gingen er namelijk tien weken op uit om zich te laten scholen ten einde een eigen bier te brouwen. Ja, dan kom je er niet onderuit om toch het complete smaakpalet te analyseren en te benoemen. En in een maatschappij waar rentenieren het gemeenschappelijke hoogste doel lijkt te zijn, is het een ware verademing om échte ambachten gepromoot te zien worden. Want laten we eerlijk zijn, echt iets produceren is een reële waardetoevoeging aan het nationaal product in tegenstelling tot de diensteneconomie, om maar niet te spreken van de parasitische rentenier. Dus heb ik afgelopen week Uitzending Gemist met veel genoegen overuren laten draaien.
Dank je wel, MC! Op mijn biertje zul je nog lang moeten wachten, momenteel stort ik me op andere productieprocessen voor een informatieve kinderboekenreeks (welke natuurlijk ook geschikt is voor volwassenen) 😉
Heel leuk om te lezen en goed geschreven. Wanneer komt jouw biertje op de markt? 🙂